Systemisch werken: principe 3. Balans in geven en nemen.

Wie mijn vorige blogs heeft gelezen, herinnert zich misschien het beeld van de natuur als levend systeem. Alles beweegt met elkaar mee, in samenhang en in reactie op wat er omheen gebeurt. In organisaties werkt dat niet anders. Wat op het eerste gezicht losstaande gebeurtenissen lijken, blijkt bij nadere blik onderdeel van een groter geheel, een systeem dat leeft, ademt en voortdurend zoekt naar evenwicht.

In deze reeks neem ik je mee langs de vier systemische principes die ten grondslag liggen aan deze manier van kijken: ordening, erbij horen, balans in geven en nemen, en erkenning van wat was. Geen model of methode, maar een uitnodiging tot vertraging, tot opnieuw waarnemen en tot het toelaten van wat onder de oppervlakte leeft en al die tijd invloed heeft gehad op hoe mensen zich gedragen, verbinden of juist terugtrekken.

In deze derde blog sta ik stil bij het principe van balans in geven en nemen. In de natuur is deze balans geen streven, maar een vanzelfsprekendheid. Alles leeft in uitwisseling. Water voedt de bodem, de bodem voedt de boom, de boom ademt uit wat een ander weer nodig heeft. Zonlicht wordt omgezet in groei. En groei op haar beurt biedt voedsel, zuurstof, leven. Er is een ritme van geven en ontvangen, zichtbaar én onzichtbaar, dat maakt dat het systeem zichzelf in stand houdt. En als ergens te lang genomen wordt zonder terug te geven, raakt het uit evenwicht. Dan droogt de bodem uit. Dan verarmt het landschap. Dan verdwijnen soorten stilletjes uit beeld.

In organisaties is het niet anders. We zijn snel geneigd om inzet te meten in tijd of output. Maar op een diepere laag draait het niet alleen om wat mensen doen, maar om wat zij geven van zichzelf. Hun aandacht, draagkracht en loyaliteit. Hun bereidheid om te blijven, ook als het schuurt. Balans gaat niet over gelijkheid, maar over wederkerigheid. Over het gevoel dat wat ik geef, ook ergens landt. Gezien wordt en ertoe doet.

Wanneer die balans langdurig verstoord raakt, begint het te schuren. Soms subtiel, soms luid en openlijk.
De collega die altijd klaarstaat en op een dag plotseling uitvalt. Het team dat jarenlang flexibel meebewoog, maar ineens muurvast zit. De medewerker die steeds stiller wordt, zijn ideeën inslikt, zijn betrokkenheid inslikt, totdat er niets meer te zeggen valt. Of die ander, die al jaren vooral ontvangt: bescherming, geduld, kansen, maar zonder ooit écht te dragen wat van hem is. Het systeem voelt feilloos aan waar het wringt. En vroeg of laat, laat het zich horen. Niet via duidelijke klachten, maar via energieverlies, verharding of gedrag dat niet meer in verhouding voelt.

Balans in geven en nemen is niet statisch, het is voortdurend in beweging. En dat vraagt afstemming, bewustzijn en vooral: bereidheid om te kijken. Naar wie altijd meer geeft dan ontvangt, vaak vanuit overtuiging, gewoonte, of een oud patroon waarin je onmisbaar werd door te zorgen. Maar ook naar wie zich structureel onttrekt, zonder dat iemand daar nog iets van zegt. Naar de plek waar loyaliteit omslaat in zelfopoffering. Naar waar het systeem zelf op de rem trapt, omdat iemand het niet meer redt.

Juist op dit punt wordt zichtbaar hoe wezenlijk de rol van leiders is. Niet als beoordelaars met een spreadsheet in de hand of als managers van productiviteit, maar als bewakers van verhouding, als mensen die het grotere geheel durven zien én voelen. Leiderschap dat niet alleen kijkt naar prestaties of doelstellingen, maar zich verbindt met de dynamiek die daaronder ligt: de onzichtbare uitwisseling tussen mensen. Leiders die de moed hebben om werkelijk te zien wie er al te lang te veel draagt, wie steeds inspringt waar anderen wegblijven, wie automatisch verantwoordelijkheid naar zich toetrekt omdat niemand anders opstaat. Maar ook: wie zich onttrekt. Wie wel meedeelt, maar zelden iets inbrengt. Wie stil is waar aanwezigheid nodig is, en wie zich zonder woorden losmaakt van het geheel. Leiders die durven benoemen wat wringt, ook als het niet meteen oplosbaar is. Niet om te corrigeren of schuld aan te wijzen, maar om te erkennen dat de balans is verschoven. Dat het systeem, of het nu een team is, een organisatie of een klein samenwerkingsverband, begint te haperen omdat de uitwisseling uit evenwicht is geraakt. Omdat de last niet meer gedragen kan worden door enkelen alleen, hoe loyaal of betrokken ook. En omdat die scheefgroei zelden vanzelf verdwijnt, maar steeds vaker leidt tot uitputting, frustratie of stille terugtrekking, tot mensen afhaken zonder woorden, omdat ze zich niet meer gezien weten.

Goed leiderschap durft daar te blijven staan. In de oncomfortabele ruimte tussen wat er gebeurt en wat nodig is. En kiest ervoor om te kijken, te luisteren, te voelen en te spreken, op een manier die uitnodigt tot herstel. Want pas als het gezien wordt, kan het ook anders. Ook leiders geven zichzelf onophoudelijk, dag na dag, met een vanzelfsprekendheid die bijna ontroert. Ze dragen, vangen op, lossen op, vullen aan, tot er van binnen iets begint leeg te raken, langzaam maar voelbaar. Niet omdat ze niet sterk genoeg zijn, maar omdat niemand ooit heeft geleerd hen te vragen hoe het echt met hen gaat. Omdat ze zichzelf dat ook nooit toestaan. Omdat geven veiliger voelt dan nemen. Omdat er ergens diep vanbinnen een oude overtuiging fluistert dat zij het moeten dragen, altijd, voor iedereen, en bij voorkeur zonder gedoe.

Alle medewerkers (dus ook de leiders) verlangen naar iets kleins, iets ogenschijnlijk ‘eenvoudigs’: gezien worden. Erkend worden voor wat ze doen, voor wie ze zijn, voor wat ze bijdragen. Geen groot gebaar of bonus. Maar die ene zin die ergens verloren is gegaan in de drukte van de dag: “Ik zie wat je hebt gedaan. Dank je.” En die zin blijft vaak uit. Niet uit onwil of desinteresse, maar omdat waardering inmiddels verstopt zit in systemen, verdwijnt in spreadsheets, of opgeslokt wordt door targets die wél gehaald moeten worden. En wat overblijft, is samenwerking zonder werkelijke verbinding.

Daar waar organisaties werkelijk durven kijken naar wat er is, waar ze niet alleen meten wat mensen doen, maar voelen hoe het met hen is, gebeurt iets anders. Dan ontstaat er een klimaat waarin het niet langer bedreigend is om te benoemen wat scheef zit, waarin verschillen erkend mogen worden zonder oordeel, en waar uitspreken niet leidt tot frictie maar tot opluchting. Waar geven niet meer voortkomt uit plicht of overlevingsdrang, maar terugkeert naar waar het ooit begon: een vrije, bewuste beweging die gedragen wordt vanuit verbinding. Waar ontvangen niet langer voelt als zwakte, maar als een volwaardig deel van samenwerking. En waar iemand opnieuw durft op te staan, ruimte durft in te nemen, niet vanuit behoefte aan aandacht of controle, maar omdat het geheel erom vraagt, omdat het systeem dat nodig heeft om weer te kunnen ademen, in balans te komen, in beweging te blijven.

En vaak is het niet groots wat daarvoor nodig is. Geen ingrijpend programma, geen rigoureuze herstructurering, maar iets veel menselijkers, veel zachters: een oprechte erkenning van iemands inzet, uitgesproken op het juiste moment, door de juiste persoon. De ruimte om even stil te vallen, om te herstellen van wat te veel was, zonder dat dat wordt gezien als falen. Het is dat kleine wat het grote weer op gang brengt. Omdat echte beweging vaak begint waar iemand zich gezien weet. En omdat cultuur uiteindelijk gevormd wordt in precies die momenten, waar verbinding voorrang krijgt boven snelheid, en waar mensen niet alleen bijdragen, maar ook mogen ontvangen.

De (interim)opdrachten die ik aanneem, zijn geen tijdelijke invullingen van een lege plek. Het zijn momenten waarop een organisatie de moed heeft om eerlijk te durven zijn over waar het vastloopt. Ik werk niet vanuit één rol, maar vanuit drie perspectieven die zich steeds opnieuw tot elkaar verhouden:
als tijdelijk leider breng ik rust en richting in periodes van beweging, als organisatiekundige breng ik structuur en samenhang aan in het grotere geheel, en als therapeut luister ik naar wat niet gezegd wordt,
maar wél voelbaar is in de ruimte tussen mensen. Het is die combinatie die maakt dat een opdracht voor mij nooit draait om vullen, maar om voeden. Niet om sturen alleen, maar om begrijpen wat er écht speelt.

𝘐𝘬 𝘣𝘦𝘯 𝘐𝘯𝘨𝘦 𝘷𝘢𝘯 𝘋𝘪𝘭𝘭𝘦𝘯.
𝘝𝘰𝘰𝘳 𝘰𝘳𝘨𝘢𝘯𝘪𝘴𝘢𝘵𝘪𝘦𝘴 𝘥𝘪𝘦 𝘯𝘪𝘦𝘵 𝘢𝘭𝘭𝘦𝘦𝘯 𝘸𝘪𝘭𝘭𝘦𝘯 𝘥𝘢𝘵 𝘩𝘦𝘵 𝘸𝘦𝘳𝘬 𝘨𝘦𝘥𝘢𝘢𝘯 𝘸𝘰𝘳𝘥𝘵,
𝘮𝘢𝘢𝘳 𝘥𝘪𝘦 𝘰𝘰𝘬 𝘸𝘪𝘭𝘭𝘦𝘯 𝘰𝘦𝘭𝘦𝘯 𝘰𝘧 𝘩𝘦𝘵 𝘬𝘭𝘰𝘱𝘵.
𝘔𝘦𝘵 𝘵𝘸𝘦𝘦 𝘷𝘰𝘦𝘵𝘦𝘯 𝘪𝘯 𝘥𝘦 𝘬𝘭𝘦𝘪.
𝘋𝘦 𝘦𝘯𝘦 𝘪𝘯 𝘥𝘦 𝘸𝘦𝘳𝘦𝘭𝘥 𝘷𝘢𝘯 𝘴𝘵𝘳𝘢𝘵𝘦𝘨𝘪𝘦 𝘦𝘯 𝘳𝘦𝘴𝘶𝘭𝘵𝘢𝘢𝘵.
𝘋𝘦 𝘢𝘯𝘥𝘦𝘳𝘦 𝘮𝘦𝘵 𝘢𝘢𝘯𝘥𝘢𝘤𝘩𝘵 𝘷𝘰𝘰𝘳 𝘤𝘶𝘭𝘵𝘶𝘶𝘳, 𝘳𝘦𝘭𝘢𝘵𝘪𝘦 𝘦𝘯 𝘳𝘶𝘪𝘮𝘵𝘦.

𝗪𝗶𝗲 𝗶𝗻 𝗷𝗼𝘂𝘄 𝗼𝗿𝗴𝗮𝗻𝗶𝘀𝗮𝘁𝗶𝗲 𝗴𝗲𝗲𝗳𝘁 𝗲𝗿 𝘃𝗲𝗲𝗹 𝗺𝗮𝗮𝗿 𝗼𝗻𝘁𝘃𝗮𝗻𝗴𝘁 𝗻𝗼𝗼𝗶𝘁 𝗲𝗰𝗵𝘁?
𝗗𝘂𝗿𝗳 𝗷𝗶𝗷 𝗷𝗲 𝗯𝗹𝗶𝗸 (𝗶𝗻 𝗷𝗼𝘂𝘄 𝗼𝗿𝗴𝗮𝗻𝗶𝘀𝗮𝘁𝗶𝗲) 𝗻𝗮𝗮𝗿 𝗯𝗶𝗻𝗻𝗲𝗻 𝘁𝗲 𝗿𝗶𝗰𝗵𝘁𝗲𝗻? ☕

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *